Er is niets mis met jou
Vriend(in), vanaf het allereerste begin was je niet kapot. Je werd niet in zonde geboren. Je was niet bestemd voor de afvalhoop. Er heeft nooit iets fundamenteel ontbroken aan je leven. Je dacht alleen maar dat dat zo was. Anderen probeerden je ervan te overtuigen dat je niet goed genoeg was, omdat zij zichzelf niet goed genoeg vonden. In je onschuld, en zonder bewijs van het tegendeel, geloofde je hen. Al die jaren ben je dus bezig geweest om jezelf te repareren, te zuiveren en te vervolmaken. Je was op zoek naar macht, rijkdom, roem en zelfs spirituele verlichting om je waarde als ‘ik’ te bewijzen. Je speelde Bouw-Een-Beter-Ik-spel, vergeleek jezelf met andere ‘ik’-versies, en voelde je altijd minderwaardig of superieur, en dat werd allemaal zo vermoeiend, die pogingen om die onbereikbare doelen te bereiken, te voldoen aan een beeld waar je zelf trouwens niet eens helemaal in geloofde; en je verlangde naar de diepe rust van jezelf…Maar je was altijd al volmaakt, begrijp je, vanaf het allereerste begin. Volmaakt in je absolute onvolmaaktheid.
Je onvolmaaktheden, je eigenaardigheden, je ogenschijnlijke gebreken, je mafheid, je unieke en onvervangbare smaak, maakten je zo beminnelijk, zo menselijk, zo echt, zo prettig in de omgang. Zelfs in je heerlijke onvolmaaktheid was je altijd een volmaakte uitdrukking van het leven, een geliefd kind van het universum, een voltooid kunstwerk, uniek in de hele wereld, alle rijkdom van het leven waardig.
Het ging er nooit om een volmaakte ‘ik’ te zijn. Het ging er altijd om volmaakt Hier te zijn, volmaakt jezelf, in al je goddelijke ongewoonheid.
“Vergeet je volmaakte offerande”, zingt Leonard Cohen. “In alles zit een barst. Daardoor kan het licht binnenstromen.”
Jeff Foster – De vrije val in het leven, over het omarmen van de pijn en de vreugde van het leven; gedachten en gedichten, oktober 2014, Panta Rhei.
september 2021
‘Het verlangen naar perfectie is de meest
verschrikkelijke ziekte die de menselijke geest
ooit is overkomen.’
Theodor Fontane (1819-1898)

augustus 2021
‘Mundus vult decipi, ergo decipiatur’
Sebastian Brant (1457-1521) – uit Narrenschrift (1494)
“De wereld wil bedrogen worden, dan worde ze bedrogen.”
DICHTER
In den beginne was het woord en het woord behoorde hem toe
Hij bedacht en fabriceerde het, verwrong en wierp achteloos weg
Daar stond hij, een beetje God in het voetlicht, een geverfde keizer
gezonden uit de duisternis als verwarrend geheel
Ik zat op drie meter, bewonderde zijn schoenen, de modieuze bril
van een Romeinse filmregisseur; ik las knisperende gedichten
in zijn vaste hand
Klankgenot wanneer hij zijn broeders toesprak, de poëten —
kale katers die hij over de schedel aaide; ze spinden, wisten niet beter
Hij noemde hen klerken, geblinddoekt en gekorfd, rilde
vanwege de kilte die uit andermans kleren in hun verzen waait
Kortom: vlerken, kwetterende dwergen, hun bestaan
tot voetnoot gereduceerd
De klap was pijnlijk en vernederend, maar wij voelden verlossing
bereid onze andere wang toe te keren.
Jan Vanriet (1948) uit: Heldenleven (2020)

juli 2021
Ik had geen tijd meer
Ik had geen tijd meer, geen tijd
Voor hoop of onzekerheid,
Ik wist alleen maar: ik leef,
Maar ik leef tegenin,
Van het einde naar het begin,
Alle woorden staan scheef
Want alles rept zich cursief
Terug naar Ik heb je lief.
Ik spiegel mij aan de Bron,
Doorschijnend omhels ik de zon.
Guillaume van der Graft
uit: ‘Lijfeigen Liefdesgedichten 1942-2002’,
De Prom, Amsterdam, 2003

juni 2021
Aan een klein meisje
Dit is het land, waar grote mensen wonen.
Je hoeft er nog niet in: het is er boos.
Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,
En altijd is er weer wat anders loos.
En in dit land zijn alle avonturen
Hetzelfde, van een man en van een vrouw.
En achter elke muur zijn and’re muren
En nooit een eenhoorn of een bietebauw.
En alle dingen hebben hier twee kanten
En alle teddyberen zijn dood.
En boze stukken staan in boze kranten
En dat doen boze mannen voor hun brood.
Een bos is hier alleen maar een boel bomen
En de soldaten zijn niet meer van tin.
Dit is het land waar grote mensen wonen…
Wees maar niet bang. Je hoeft er nog niet in.
Annie M.G. Schmidt
uit: ‘Ziezo’, Querido, Amsterdam, 1987

mei 2021
Vrijheid
Als je vrij bent lijkt het vanzelfsprekend.
Je mist het pas als je het ontbeert,
en wie het je ontnam propageert
dat vrijheid gehoorzaamheid betekent.
Wie ademhaalt vindt dat niet bijzonder.
Bij ademnood ga je het pas waarderen,
het zuurstofapparaat kan het je leren.
Ongehinderd ademen dat is een wonder.
Wie vrijheid kent en koestert en behoedt,
die ademt waarlijk met gezonde longen.
De vreugde van de wet worde bezongen,
want vrijheid in gebondenheid is goed.
Je bent echt vrij wanneer je ongedwongen
naar eigen keuze doen kunt wat je moet.
*
Dictatuur
Domheid en macht, doodenge vrienden,
aartsvijanden van rede en recht.
Grote hekel aan openbaarheid,
want die verdraagt onwaarheden slecht.
Domheid en macht, eenmaal tezamen,
is het een kracht die je moeilijk doorbreekt.
Die, dat is zo dikwijls gebleken,
continu onrechtvaardigheid kweekt.
Zorg dat die twee elkaar niet omarmen,
en bewaak met veel energie,
met alle middelen die je kunt vinden,
de rechtsstaat, de grondwet, de democratie.
Jan Terlouw (1931)
uit: Gedichte gedachten (2018)


april 2015 – april 2021
West Terschelling
Wij
weekeinde weg
wal wad
wij
weg
wandelen wad weidsheid
wolken wind waterdruppels
wadvogels wadend wiegend
waggelend wulps wroeten wormen
weidse wadden
wij
wederom weg
weekeinde
windstilte weggedoken waddenduinpan
wij
wonderschoon wad
weidse wereld
wensen weemoed weer wensdroom
waarom
wonderlijk waddengebied
water wind wolkenhemel
wiegend wuivend wolgras
wadende waddenvogels
wervelende wind
watergolven witte wonderschone wolken
weidse wereld
woeste wilskrachtige
waaiende wervelende
windwaddeneiland water wadden wal
waar wij wederom
weer
Jan Stuijver


februari 2021
Woonplaats
Ons houvast heet landschap. Wij planten
de dagen vol bomen en dromen van dijken
en duinen die als we er stranden nog lijken
op wat we bewaren. We sparen gedachten
En spannen steeds samen. Het noemen
van namen als vogel of wind overbodig
voor wie zal beamen dat alles wat nodig
is staat waar het hoort. Het zoemen van
camera’s blijft achterwege. Wij zeven
de kleuren, belichten de tijd die te ver
voor geluid als een stralende ster
op ons afkomt. Het aldus verkregen
gebied dat we opslaan als houvast en
huis. Steeds weer komen wij thuis.
Johanna Kruit uit: ‘Voorheen te Orisande’, Thomas Rap, Amsterdam, 1986

Voor mijn dochter
januari 2021
Ik schrijf ze op
Ik schrijf ze op
Met potlood en met pen,
De liever nog dan liefste
Woorden die ik ken.
Ik schrijf ze op
Met balpen en met stift,
De mooier nog dan mooiste
Woorden in mijn schrift.
Ik schrijf het op
In rood en geel en blauw,
Dat ik nog houer hou dan hou
Van de allerjouste jou.
Koos Meinderts, uit: ’Verdriet is drie sokken’, Lemniscaat, Rotterdam, 2008

december 2020
SCHÜSZLI
Het dorp ligt wit
– Wàt een sneeuw!
Ik klim naar boven met twee
verse broden onder mijn arm.
Ze luiden, het is
acht uur.
Het begint weer, witte
vlokken en witte
woorden, het daalt zó maar.
O zie, het is wóórd geworden!
Op mijn donkere mouw
het kristal.
door Ida Gerhardt
uit: ‘Verzamelde gedichten’, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam,1980

November 2020
November
Het regent en het is november:
Weer keert het najaar en belaagt
Het hart, dat droef, maar steeds gewender,
Zijn heimelijke pijnen draagt.
En in de kamer, waar gelaten
Het daaglijks leven wordt verricht,
Schijnt uit de troosteloze straten
Een ongekleurd namiddaglicht.
De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen dove erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.
Verloren zijn de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd;
Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd.
door J.C. Bloem
uit: ‘Verzamelde gedichten’, Athenaeum – -Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002

Oktober 2020
Op school stonden ze…
Op school stonden ze op het bord geschreven,
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
Hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
De ene werklijkheid, de andre schijn.
Hebben is niets. Is oorlog. Is niet leven.
Is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen uitgeheven,
Vervuld worden van goddelijke pijn.
Hebben is hard. Is lichaam. Is twee borsten.
Is naar de aarde hongeren en dorsten.
Is enkel zinnen, enkel botte plicht.
Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
Is kind worden en naar de sterren kijken,
En daarheen langzaam worden opgelicht.
door Ed. Hoornik
uit: ‘De dubbelganger’, Bert Bakker/Daamen, Den Haag, 1962

september 2020
Geheim
Het geheim van de dichter mag niemand zien.
Hij schrijft met onzichtbare inkt.
Maar als je goed leest dan ontdek je misschien
Dat er tussen de regels iets zingt.
Het geheim van de dichter is niet zo groot.
Hij verstopt het gewoon waar hij wil.
Het vliegt als een vogel of vaart als een boot
Maar houdt zich verschrikkelijk stil.
Het geheim van de dichter is vaak zo klein
Dat hij zelf soms vergeet waar het ligt.
Dan is hij haast bang dat het weg zal zijn
Of zich verstopt heeft in een gedicht.
Daarom schrijft hij het op in onzichtbare inkt.
Stel je voor zeg dat iemand het vindt!
door Johanna Kruit
uit: ‘Vannacht zijn we verdwenen’, Bakermat, Mechelen, 1993
Bedrijfspagina op LinkedIn